Maritiem Digitaal

collectie zoeksyteem van de maritieme musea


Journaal aan boord van de 'Admiraal van Kinsbergen', gehouden door George Pieter Willem Boers, 1842.

titelJournaal aan boord van de 'Admiraal van Kinsbergen', gehouden door George Pieter Willem Boers, 1842. 
inventarisnummerH476 
collectiehandschriften    
museumMaritiem Museum Rotterdam   Maritiem Museum Rotterdam
makerBoers, George Pieter Willem 
omschrijvingJournaal aan boord van het zeilschip 'Admiraal van Kinsbergen' gehouden door George Pieter Willem Boers. Het journaal loopt van 11 mei 1842 tot en met 30 september 1842. Het beschrijft de reis van Hellevoetsluis naar Batavia waar het schip op 6 augustus 1842 aankomt.
Boers beschrijft het leven aan boord, zijn medepassagiers, verveling en gebrek aan afleiding, hoe zijn hut eruitziet, heimwee naar het vaderland. Zit aan boord met andere passagiers, waaronder vrouwen, kinderen en 100 man aan troepen voor Nederlands-Indië. ‘Ik kan gerust zeggen dat men nimmer een zeereis voor genoegen behoeft te doen, want het plaizier weegt lang niet tegen de onaangenaamheden op, welke men dagelijks op verschillende wijze ondervind.’ Het journaal eindigt met een uitgebreide brief met eerste indrukken van Nederlands-Indië, het leven op een kazerne en bijv. statusverhoudingen tussen officieren en burgers. Pagina 10: Woensdag 18 mei: ‘Gistren hadden wij de aardigheid om ons talent van in de mast te klimmen aan den dag te leggen doch wij waren naauwelijks half weg, of elk had al een Matroos bij zich, welke ons de beenen vast bond, hetwelk met een algemeen gelach der toeschouwers op het Dek werd toegejuicht, door de belofte van elk een flesch Jenever te zullen geven werd ons dan weer de vrijheid geschonken en die lust gevoelde konden zijn talent verder toonen om hooger te gaan doch ik, met nog drie Officieren hadden er genoeg van, en klommen af, één ging door tot boven aan, en ontving tot loon een algemeen handjeklap, dan, om die eer in te oogsten, au risque, van op zijn minst hals, armen en beenen te breeken! Had ik weinig zin in, en liet mij dus liever het gezegde welgevallen dat ik geen held in “het klimmen was”. Pagina 22-23: Maandag 30 mei: ‘Ik heb deze morgen een onaangename taak op mij gehad. Ik was namelijk secretaris in een informatie; er was een oppasser van één der officieren die wat te lange vingers had gehad! En zoodoende enige voorwerpen ontvreemd had, niettegenstaande hij alles ontkend had, waren de getuigen zóó tegen hem, dat er geen twijfel aan zijn schuld overbleef. De commandant van het Detachement heeft hem dus moeten straffen door hem tot Batavia in de boeijen te sluiten in het zoogenaamd Kabelgat (geen vrolijk verblijf!) waaruit hij slechts 2 maal daags een uur op Dek mag komen om lucht te scheppen en dáár aangekomen zijnde zal hij aan de krijgsraad moeten overgeleverd worden, evenwel veronderstel ik wel zijn kameraden vóór dien tijd beproeven zullen om gratie voor hem te vragen, en de Kommandant van het Detachement waarschijnlijk dan hieraan wel gehoor zal geven, ten minste wanneer wij op de hoogte van het einde onzer reize zullen zijn gekomen, vóór dien tijd zeker niet. Hij zal dus niet kunnen zeggen, een razende vrolijke reis te hebben gehad, doch ik ben het met den Kommandant eens, dat men zoo iets niet te gestreng kan behandelen, vooral met een troep van 100 man, welke niet tot het allerbeste soortje behooren. Het spijt mij evenwel zulks heeft moeten plaats hebben want tot nu toe hadden zij zich zeer goed gedragen except een paar onwilligers die elk reeds 25 rietslagen op hun broek zijn gesteld geworden!’ Pagina 28: Vrijdag 3 juni: ‘Op dit oogenblik zijn wij nog zoo wat 4 graden of 80 uuren van de Linie verwijderd, dus beginnen langzaam aan het punt te naderen waar wij een visite van Neptunus zullen krijgen, ik ben benieuwd dat matrozenfeest eens van nabij te zien, ik zal er zelf ook wel wat langs krijgen doch dat zal zich dan ook maar alléén tot nat maken bepalen want de overige kunsten van scheren als anderszins koopt men gewoonlijk voor eenige flesschen jenever en wat tabac af.’ Pagina 32- 41: zondag 5 juni en maandag 6 juni: Neptunusfeest; inclusief artikelen [welke anders zijn dan in H317]. Zowel matrozen als militairen (officieren uitgezonderd) kregen mengsel van teer, meel en varkensdr[ek?] met een witkwast opgebracht en werden met een stuk ijzer geschoren. Zat daarbij op een plank boven een ton met water. Na het “scheren” werd deze onder de man uitgetrokken en viel hij in het water. De passagiers en officieren werden vanuit de ra’s op een onverwacht moment met water overgoten. De dames vluchtten naar beneden, terwijl de mannen verder gingen met een ‘waterstrijd.’ De matrozen namen nog “wraak” op Neptunus en zijn gezellen door hen in ton met water onder te dompelen: ‘dit was geloof ik wel een inbreuk op de wet, mais contre la force il n’y a point de résistance, dertig matrozen en honderd soldaten wilden zulks, dus was het gezag van Nephtunus tegen die magt niet meer bestand. Het liep evenwel alles goed en geregeld af doordien zij de verstandigste partij kozen van zich er niet kwaad voor te maken.’ p. 63 Zaterdag 9 juli ‘Zoo als ik den 30e Mei schreef het te voorzien zoude zijn dat de voor diefstal gecondemneerde soldaat gratie zoude vragen, is ook gebeurd, en de Kommandt van het Detachement heeft dan ook, ná gehouden overleg met de officieren hem vrij doen stellen, nadat hij ruim 5 weken gekluisterd in het kabelgat had doorgebragt!… een alles behalve benijdenswaardig verblijf!… het doet mij Beel genoegen dat hij ontslagen is, maar niettemin ben ik ook van gevoelen het zeer goed is geweest hij zóó gestreng is gestraft geworden daar zulks niet anders dan een goeden indruk bij hem zelve en anderen zal achterlaten.’ Pagina 46-49: Woensdag 22 juni: Beschrijving detachement, medepassagiers, kapitein. Pagina 65-66: Vrijdag 15 juli: ‘Daarbij komt dan nog dat de harmonie niet zeer sterk is, de eene heeft iets met die, de andere weer met een derde gehad, zoo doende dat er geen “esprit de corps” bestaat, hetgeen voor den kapitein ook niet aangenaam is, te meer daar hij alles doet om het ons allen zoo aangenaam mogelijk mogelijk te maken, zoodat ik niet twijfel of hij zal ook zeer blijde zijn wanneer hij ons te Batavia behoorlijk heeft gedebarqueerd!’ Pagina 67-69: Woensdag 20 juli: Vermoeden dat een schip dat nabij ligt in brand staat, maar blijkt uiteindelijk een walvisvaarder te zijn waar de traan wordt gekookt. 
afmetingenlengte 32 cm 
breedte 20.2 cm 
 
startdatum1842-05-11 
einddatum1842-09-30 

Commentaar van bezoekers

 
  voeg uw commentaar toe
naam
email
commentaar
afbeelding uploaden
verificatie

Typ de tekst van het plaatje in het veld. Klik op het plaatje als de tekst onleesbaar is.