Mies Bernelot Moens | 2017-11-13 | 16:26:09 Ik heb enkele Oostzeelepels afkomstig van mijn overgrootvader Jan de Jong uit Delfzijl. Hij was kapitein van een stoom-zeilschip dat op Oost- en Noordzee voer. Deze lepels zijn kennelijk van 3 makers: - Kecker: 23,3 cm met stippels gegraveerd en voorzien van J.d.J. aan de voorzijde. - LK: 23,0 cm met met stippels gegraveerd. Maantje van Winschoten; Merkje van kroontje 800 - Klein: 23,1 cm en gegraveerd met doorlopend schuinschrift. Maantje van Winschoten; Merkje van kroontje 800 Ze zijn allemaal voorzien van de inscriptie Robt. Kleijenstüber & Co Jan de Jong had ook eigen (Nederlandse) vorken gegraveerd met J.d.J. Maar die zijn niet gegraveerd met Kleijenstüber. Hoewel de lepels en de vorken qua model (lengte verschilt iets onderling) vergelijkbaar zijn, zijn ze afkomstig van verschillende makers. Kan het zijn dat deze Oostzeelepels en de vorken een betaling van loon in natura vormden? Waarom waren de Oostzeelepels zo groot? Je krijgt ze niet of nauwelijks in je mond. Ik denk niet dat de lepels zijn aangepast aan de lengte van Jan de Jong (vermoelijk omstreeks 1.95). Was Kleijenstüber een duitse reder?