| omschrijving | "Reis naar Sumatra, Java en Bali", georganiseerd door het Instituut voor Wetenschappelijke en andere Selecte Reizen. Leider: C.W.F. Baron Mackay burgemeester van Nunspeet. Vertrek: Donderdag 6 Maart 1930 van Amsterdam. Terug: Zaterdag 24 Mei 1930 in Genua, al of niet met aansluiting aan den mailtrein naar Holland". Manuscript reisverslag in dagboekvorm, (32) tweezijdig beschreven bladen en een flink aantal blanco bladen (fraai handgemaakt "Falcon MDLVI"-papier, met los ingelegd manuscriptkaartje met de tekst voor 14 maart in kladvorm, 2 meegebonden krantenknipsels, gebonden in fraai vol leer door Pfannstiel (Weimar) met verguld en in rood, zwart en zilver leer ingelegd wapenschild op voorplat, 25 x 19,5 cm.
Met op het blad voor de titelpagina een krantenknipsel in potlood gedateerd 10 december 1930, waarin faillissementen worden aangekondigd, het Instituut voor Wetenschappelijke en andere Selecte Reizen staat in dit lijstje. Zeer leuk en gedetailleerd reisverslag van dag tot dag, opgesteld door een ongeïdentificeerde medereiziger/reizigster (wellicht te identificeren a.d.h.v. het wapen op het voorplat), met de volgende deelnemers ("behalve de leider en steller dezer"): de jonkvrouwen J.S.B.A. Baronesse van Ittersum en A. van Reigersberg Versluys, de mejuffrouwen J.G. Groenman, G. Reeling Brouwer en G.B. van Buttingha Wichers, de heer en mevrouw Zuberbühler van Waveren, de heer Dr. K.S. de Graag en de heer Dr. Jellinghaus (G.M.W.) overleden 27/9 '30. Het reisverslag verdient het om te worden uitgegeven.
Het gezelschap reist met het s.s. 'Pieter Corneliszoon Hooft' van de Stoomvaart Maatschappij 'Nederland', maar stapt pas in Genua aan boord omdat men met de trein daarheen is gereisd. Er worden algemeenheden genoemd zoals de sloepenrol met zwemvesten aan, scheepsbeweging met de onvermijdelijke zeeziekte en de temperatuur (soms draaglijk, soms enorme hitte). Onderweg passeren ze de ‘Prins de Nederlanden’ en in Port Saïd komen kooplui aan boord die van allerlei handelswaar willen slijten aan de passagiers. Het Suezkanaal wordt beschreven en dat aan boord de ‘Oceaanpost’ (boordkrant) wordt gelezen. Het gezelschap krijgt een excursie door het schip aangeboden. De motoren worden bezichtigd, maar ook de kokerij, patisserie, het broodbakken, de ijsfabriek, het ijsmagazijn, de rekken met groenten in blik. Aan boord worden ook verschillende voordrachten gegeven door passagiers, zoals over de monumenten op Java of het binnenlands bestuur in Nederlands-Indië. Op Ceylon worden de Hollandse graven op de begraafplaats bezocht. Verder is er de godsdienstoefening aan boord, het bewonderen van de zonsondergang en sterrenhemel, gekostumeerde feesten voor kinderen met prijzen, het laden van stookolie en inladen van zoetwater.
In Nederlands-Indië maakt het gezelschap verschillende excursies naar monumenten, zoals de Borobudur, rubberbossen, zendelingen- en leprozenpost, het Bataks Museum, Fort de Kock, een opiumfabriek, de theetuinen, een suikerfabriek, een Balinese dansvoorstelling, hotels, etc. Verder worden de Javanen en hun kleding beschreven.
De terugreis is met het s.s. ‘Prins der Nederlanden’ van de Stoomvaart Maatschappij 'Nederland' en aan boord worden de contacten met verschillende verlofgangers beschreven. De reis eindigt ook in Genua waar dan de trein wordt genomen voor de reis naar Nederland.
Het reisverslag is geschreven in een zeer mooi en keurig net geschreven handschrift.
|
|---|
Commentaar van bezoekers